top of page
Zoeken
Foto van schrijverRonald Hünneman

Pasen in de coronacrisis

In zijn persconferentie van afgelopen dinsdag frommelde Mark Rutte de opmerking er even tussendoor: “We moeten ervoor waken dat we een schijntegenstelling gaan creëren tussen gezondheid en economie. Die tegenstelling is er niet.” Daarmee reageerde hij, meen ik, op een discussie die in geleerd Nederland speelt. Kees de Kort op Ommekeer TV in gesprek met Ad Verbrugge, bijvoorbeeld, zet economie en IC-zorg lijnrecht tegenover elkaar. (De uitzending vind je hier). De Kort doet dat via de vaststelling dat 80% van de mensen die op de IC komen te liggen alsnog overlijdt. En degenen die het overleven worden er lang niet altijd gezonder op. Zet dat tegenover de enorme economische en sociale offers, argumenteert De Korte verder, en je kunt je afvragen of het leed dat de maatregelen berokkenen niet groter is dan de winst in gezondheid. Psychiater en wijsgeer Damiaan Denys schreef in het NRC Handelsblad een opiniestuk met een vergelijkbare strekking: “We staren ons blind op een universum van oplosbare problemen door persoonlijke belevingen, maar het coronavirus is een globaal vraagstuk dat om een globale benadering vraagt. Het noodzaakt een transcendente visie die de mens van vandaag overstijgt waardoor we hem durven vergeten, zijn contingentie aanvaarden en in zijn sterfelijkheid berusten.” (Het opiniestuk vind je hier) De woorden “globaal”, “noodzaakt” en “contingentie” doen vermoeden dat het hier om een diep filosofisch inzicht gaat. In het Tv-programma Mondo (link) sprak Denys in iets minder hoogdravende termen: “Als je puur vanuit utilitaristisch standpunt kijkt… Natuurlijk je moet soms een keuze maken, maar nu gaan we 4000, 5000 mensen redden, en de kostprijs die je daarvoor gaat betalen is dat je misschien voor 5, 6, 7, 8 jaar in de toekomst een jongere generatie daarmee belast.” Waarom zitten Ad Verbrugge en Nadia Moussaid (presentatrice van Mondo) als makke lammeren te luisteren naar deze pseudofilosofische argumentaties? Waarom brengen ze niet de meest voor de hand liggende tegenwerpingen in? Waarom gaan ze zo gemakkelijk mee in ethische argumentaties die gevat worden in economische termen?

Utilitarisme Denys is expliciet over zijn uitgangspunt, het pure utilitarisme. De vraag is alleen wat dat is. Zoals iedereen die een beginnerscursus ethiek heeft gevolgd weet, zijn utilitaristen (filosofen die de theorie van het utilitarisme aanhangen) er nog nooit in geslaagd een puur uitgangspunt, een uitgangspunt zonder mitsen en maren, te formuleren. In beginsel is het utilitarisme eenvoudig: Kies die handeling (of dat beleid) die zorgt voor de grootste hoeveelheid geluk. Dat klinkt overtuigend, want wie wil nu niet het geluk op de wereld vergroten? Of, in de diepzinnige woorden van Denys, het gaat niet om oplosbare problemen, maar om een transcendente visie op het geluk van de mens. Toch zal een docent ethiek onmiddellijk na de formulering van dit uitgangspunt bezwaren aanbrengen. Hoe zit het, bijvoorbeeld, met het probleem van het pispaaltje? Als er in een klas een pispaaltje is dat zeer ongelukkig wordt, maar tegelijkertijd worden alle kinderen in de klas een beetje gelukkiger doordat zij niet het pispaaltje zijn, dan kan het zo zijn dat de totale hoeveelheid geluk toeneemt. Dus is het goed dat er een pispaaltje is? En hoe zit het met het meten van geluk? Is er een eenheid waarin je de hoeveelheid geluk kunt uitdrukken? Is geluk in geld uit te drukken? Is de aanblik van een zonsondergang meer of minder waard dan een patatje-oorlog? Voor wie? Wat heeft een grotere negatieve gelukswaarde: een faillissement van een start-up of de dood van een 65-jarige? Kortom, het pure utilitarisme van Denys bestaat niet.

Levens en geld gewogen De Kort en Denys hangen mensenlevens aan de ene kant van hun zuiver utilistische balans en economische malaise aan de andere. Dat is waar Ruttes opmerking op slaat. Je kunt economische belangen en gezondheid niet zomaar tegenover elkaar op een weegschaal leggen. Om te zien waarom dat niet kan, is het handig om een voorbeeld te nemen dat coronavrij is, zodat allerlei angsten en sentimenten achterwege blijven. Als economische reus nemen we Unilever, een multinational met 150.000 werknemers, duizenden toeleveranciers en duizenden winkels die hun producten verkopen. Het economisch welbevinden van ongeveer een half miljoen mensen is direct afhankelijk van Unilever. Stel, dat Unilever failliet dreigt te gaan, en dat dat faillissement 5, 6, 7, 8 jaar lang honderdduizenden mensen in een financiële malaise stort. Stel verder dat twee middelmatige filosofen (De Kort en Denys) getroffen zijn door een zeldzame ziekte, waarvoor de behandeling peperduur is. Zo duur dat met dat geld Unilever van de ondergang gered zou kunnen worden. Er is nog een kleine adder onder het gras, de kans dat de behandeling van De Kort en Denys niet aanslaat is 80%. Is het, zuiver utilitaristisch gesproken, raadzaam om De Kort en Denys dood te laten gaan, en met het geld dat we besparen Unilever te redden? In de jaren 1980 beargumenteerde de Britse filosoof Berhard Williams dat het antwoord op deze vraag nooit zomaar een rekensom kan zijn. Hij deed dat door het voorbeeld venijnig aan te passen. Unilever dreigt nog steeds failliet te gaan, maar nu is er een steenrijke duivelse filosoof die je het volgende voorstel doet: “Als jij de middelmatige filosofen De Kort en Denys de keel afsnijdt, zal ik met mijn miljarden Unilever redden. Je hoeft het niet te doen, maar dan gaat Unilever sowieso failliet.” Rekentechnisch is er geen verschil met het voorbeeld waarin de middelmatige filosofen doodziek zijn. Dus waarom zou je De Kort en Denys niet doden? En, als niet Unilever failliet dreigt te gaan, maar De Blokker, snijd je de middelmatige filosofen dan nog steeds de keel af? Wat zeg je trouwens in zuiver utilitaristische termen tegen de nabestaanden van De Kort en Denys?

Pasen Williams liet zien dat deze vragen geen rationeel antwoord toelaten, althans geen rationeel antwoord dat acceptabel voelt. Mensen doden, of dood laten gaan, zelfs al zijn het middelmatige filosofen, maakt je tot iemand die mensen reduceert tot geldeenheden die de pineut zijn als ze aan de verkeerde kant van de weegschaal komen te liggen. De vraag die Williams ons stelt is: “Wil je iemand zijn die vindt dat een mensenleven inherent van waarde is, of iemand die vindt dat de waarde van een mensenleven afhangt van economische overwegingen, een zuivere utilitarist?” Maar waarom zou je een zuivere utilitarist willen zijn? De gedachte dat je De Kort en Denys de keel af moet snijden klinkt gruwelijk, juist omdat de basisidee van utilitarisme geluksbevordering van mensen is. Menselijk geluk doet ertoe mits je om mensen geeft. En als je om mensen geeft wil je geen mensenbloed aan je handen hebben. Die spanning is, volgens Williams, niet op te lossen. Als je mensenlevens ziet als rekeneenheden, heb je geen enkele reden om utilitarist te zijn. (Want, waarom zou het geluk van mensen er dan toe doen?) En als je mensenlevens ziet als inherent waardevol, dan zit er een grens aan wat je op basis van utilitaristische overwegingen kunt beslissen. Dan komt er altijd een punt waarop de vraag niet is: “Wat is de uitkomst van deze som?”, maar “Wat voor mens wil ik zijn?”. Dit leer je in les 2 over utilitarisme. Naastenliefde is dus zowel de bron voor utilitarisme als de grens op de toepassingsmogelijkheden. Daarom vragen we nooit van een IC-arts om patiënten te weigeren die slechts twintig procent overlevingskans hebben. Daarom organiseren we ons land zodanig dat zoveel mogelijk mensen op de IC kunnen worden opgenomen. Daarom nemen we economie serieus, maar mensenlevens serieuzer, zelfs mensenlevens van middelmatige filosofen of mensenlevens die het natuurlijke einde naderen. Daarom treffen we maatregelen om het financiële leed te verzachten en volharden we in een anderhalve-meter-samenleving. We hebben geen transcendente, onze emotionele contingentie overstijgende, argumenten voor deze keuzen. Het is een erfenis van de christelijke oorsprong van onze ethiek.

Het staat een ieder vrij om die erfenis naast zich neer te leggen, en te kiezen voor zuiver utilitarisme. Maar met Pasen vier ik stiekem de naastenliefde, en neem ik voor lief dat ik voorlopig geen inkomen heb.


237 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Commentaires


bottom of page