Het begrip vocabulaire blijft in Richard Rorty’s teksten vaag en in zekere zin ongrijpbaar. Dat moet ook, want het begrip bevindt zich op de grens tussen metafysische filosofische theorieën en het alledaagse leven. Rorty’s teksten verleiden denkers om de idee van een Eeuwige Waarheid los te laten ten faveure van een intellectueel leven in de alledaagse werkelijkheid van sociaal – en politiek leven, wetenschap, literatuur en kunst. Door mensen ervan te overtuigen dat hun denken en handelen nooit het aardse zal ontstijgen, zoals Plato hoopte, dwong Rorty zijn lezers tot het ironische besef dat onze blik op de wereld slechts tijdelijk is, gebonden aan het perspectief van een sterfelijk biologisch wezen. Onze blik, ons vocabulaire, kan dus nooit worden overgeheveld naar het Rijk van de Waarheid. Ons vocabulaire bepaalt ons denken en handelen, maar we zullen er nooit boven kunnen zweven om te zeggen: “Kijk, dat is nu ons vocabulaire!” Dat laatste zou immers betekenen dat we toch een mogelijkheid hebben om het tijdelijke vanuit de Eeuwigheid te beschouwen. Daarom bezigt Rorty de term vocabulaire slechts gedurende een korte periode van zijn filosofische leven, om te ontsnappen aan de Eeuwigheid. Wittgensteins ladder, maar dan naar beneden. Economie is een prachtig voorbeeld van een vocabulaire. In een paar honderd jaar is een economisch jargon met een daaraan gekoppelde praktijk ontstaan waarnaar wij mensen ons voegen alsof het de enige mogelijkheid is om aan de vergetelheid te ontsnappen. Begrippen als inkomen, verdienen, lenen, hypotheken, BNP, Nederlandse Bank, rente, aandelen, opties en banksaldo bepalen het denken en handelen van mensen op een schaal die zelfs door op de Bijbel geïnspireerde vocabulaires nooit is bereikt. De helden van onze Olympus zijn zonder uitzondering steenrijk. De aanvoerder van de Quote 500 is de vervanger van wat eens de Paus was. Stof waren we en tot het slijk der aarde zijn wij wedergekeerd. Overdreven? Ga eens een dag lang na hoeveel van uw handelingen en uitspraken vorm en betekenis krijgen doordat ze zijn ingebed in het Economische Vocabulaire. Niet slechts de voor de hand liggende voorbeelden tellen hierbij: “Is er nog geld voor een nieuwe broek?”, “Ga je nog om die salarisverhoging vragen?”, “Ik zit in schaal 11”, of “Volgens mij gaat het niet goed met Els”. Het Economisch Vocabulaire heeft ook invloed op de wijze waarop we over onderwijs, zorg, sociaal leven en liefde denken en spreken. Onze leerlingen worden economische eenheden, patiënten worden cliënten, van onze vrienden hebben we nog wat te goed en we willen zien dat onze investering in een relatie wat oplevert. Toch is er tot zover nog niet veel aan de hand. We hebben nu eenmaal taal nodig om ons denken en handelen vorm te geven en, in een sociale context, uit te leggen. Het Economisch Vocabulaire is daar uitermate voor geschikt. Met bijna wiskundige precisie valt over keuzen na te denken, en diezelfde wiskundige precisie kan worden gebruikt om de gemaakte keuzen te verantwoorden. “Economisch onverantwoord” is een sterk tegenargument in iedere discussie. Tekort aan meerwaarde kan worden gebruikt om de inspanningen rond een patiënt te staken. En zo nu en dan is het toegestaan om de winkel dicht te gooien teneinde de balans van het leven op te maken. Maar juist door dit universele gebruik van het Economisch Vocabulaire ontstaat het idee dat dit vocabulaire verwijst naar De Werkelijkheid. Niet langer is het Economisch Vocabulaire een gekozen terminologie om greep te krijgen op lastige aspecten van het leven, maar het verwordt in de geesten van de gebruikers tot dé Beschrijving van dé Werkelijkheid. Mensen worden tot boekhouders die denken dat Debet en Credit goddelijke wortels in de werkelijkheid hebben. Het Economisch Vocabulaire is niet slechts een instrument om orde te scheppen en met een ironische glimlach te onderzoeken, maar biedt een blik op de werkelijkheid die achter de alledaagse wanorde schuilgaat. Hun geketende blik maakt dat normale stervelingen het niet kunnen zien, maar economen weten dat het leven onderworpen is aan eeuwige economische wetten. Dus zijn economen de hoeders van het Geluk, zij kennen immers de wetten van de Werkelijkheid. Deze week mochten ze weer optreden, en uitleggen hoe het er met ons voorstaat. Kredietcrisis was de term. Aandelen kelderden, rentestanden stegen, de regering van Verenigde Staten greep op communistische wijze in, indexen sloegen naar twee kanten uit, het einde van de economische groei kwam in zicht, er werd geld verloren en vreselijk veel geld verdient. Het meest ontluisterende van deze crisisweek was echter dat er geen enkele ruimte was voor ironie, geen ruimte kon zijn voor ironie, omdat de wereld dreigde te vergaan. Het werd pijnlijk duidelijk dat het Economisch Vocabulaire een Finaal Vocabulaire is, zoals Rorty dat noemde. Wie ligt er nog wakker van God als de beurzen aan het instorten zijn? En toch is er een goede kans dat het helemaal nergens over gaat.
Lezen op het web: Over Richard Rorty: What Made Him a Crucial American Philosopher
Comments