Neem de volgende twee vragen:
Ken jij de hoofdsteden van de provincies van Nederland?
Kun jij de hoofdsteden van de provincies van Nederland opnoemen?
Wat is het verschil tussen deze vragen? Volgens de common sense zou het zo kunnen zijn dat je de hoofdsteden van Nederland kent, zonder dat je in staat bent ze op te noemen. Zo zou, om het meest flauwe voorbeeld te noemen, je mond met tape dichtgeplakt kunnen zijn. Echter, in dat geval zijn het niet slechts de hoofdsteden van Nederland die je niet kunt opnoemen. Het verzoek “Kun je me zeggen hoe je heet?” zou eveneens onbeantwoord blijven. Laten we er daarom vanuit gaan dat iemand in staat is te zeggen hoe zij heet, en ons in dat geval afvragen of er een verschil is tussen het kennen en het kunnen opnoemen van hoofdsteden.
Het verschil lijkt voor ons Cartesianen doodeenvoudig. Om van iemand te kunnen zeggen dat zij de hoofdsteden van de Nederlandse provincies kent hoeft ze slechts in staat te zijn ze voor haar geestesoog op te roepen. Met andere woorden, om ze te kennen hoeft ze zich slechts bewust te kunnen zijn van de hoofdsteden. Het opnoemen van de hoofdsteden is een lichamelijke bijzaak. Zo zijn er veel meer dingen die ik denk zonder dat ik ze onder woorden breng. Uiteraard zou ik in principe al die gedachten onder woorden kunnen brengen, maar gelukkig hoef ik aan die schier oneindige taak niet te beginnen om aan te tonen dat ik kennis bezit. Het is voldoende dat kennis in mijn geest zit. (Alhoewel het idee van iemand die heel veel weet, maar daarvan nooit iets laat blijken, uiteraard erg vreemd is.)
Laten we dit het standpunt van het primaat van de geest noemen. Om de hoofdsteden van onze twaalf provincies op te noemen, roepen we de steden op in onze geest om ze daarna via de stembanden naar buiten te gooien. Ralph Waldo Emerson (1803-1882) verwoordde het primaat van de geest als volgt: “The ancestor of every action is a thought.” Eerst denken dan doen. Spreken is het formuleren van voorafgaande gedachten.
Dat dit laatste echter beslist onwaar is weet iedere spreker. Slechts in het geval van een woord voor woord uitgeschreven lezing, is het zinvol zijn om bij het oplezen daarvan te zeggen dat voorafgaande gedachten uitgesproken worden. Toch geldt ook in dat geval hetzelfde als het algemeen geldt, namelijk dat het proces van spreken door de tussenkomst van gedachten slechts wordt verstoord. Probeert u eens een verhaal aan iemand te vertellen waarbij u iedere zin vooraf in uw hoofd formuleert. Wellicht is deze exercitie voor u als spreker nog enigszins opgewekt te volbrengen, maar uw toehoorder zal zich stierlijk vervelen, als zij het verhaal al kan volgen.
Het primaat van de geest suggereert dat denken in een ander medium geschiedt dan handelen. “Gedachten bevinden zich in een andere substantie dan handelingen,” zou Descartes zeggen. In jezelf spreken is een ander proces dan hardop spreken. Denken vindt plaats in onze geest, handelen is een beweging van onze lijfmachine. De Britse filosoof Gilbert Ryle (1900-1976) schreef hierover:
Onze gedachten voor onszelf houden is een geavanceerde verworvenheid. Pas in de middeleeuwen leerden mensen te lezen zonder hardop te lezen. Op dezelfde wijze moet een jongen hardop leren lezen voordat hij leert stillezen, en hardop kwebbelen voordat hij in zichzelf kwebbelt. Toch zijn veel theoretici er vanuit gegaan dat de stilte waarin de meesten van ons hebben leren te denken een essentiële eigenschap van gedachten is. Maar stilte, alhoewel vaak heel handig, is net zo min essentieel als de beperking van het aantal toehoorders tot één. Volgens Ryle was het primaat van de geest dus een mythe, de mythe van de ghost in the machine. Om ons handelen en onze hersenen te begrijpen zullen we ons aan deze mythe moeten ontworstelen, hoe lastig dat ook is in deze Cartesiaanse tijd. Het primaat ligt niet bij het denken, maar bij het gedrag. Dat wat we geest noemen is slechts secundair. Het verschil tussen het opnoemen van de hoofdsteden van de provincies van Nederland en het denken aan de hoofdsteden van Nederland is dan inderdaad het verschil tussen niet of wel je mond dicht tapen. Anders gezegd, om aan de hoofdsteden van Nederland te denken moet je deze hoofdsteden opnoemen om dan op het allerlaatste moment je mond neuraal dicht te tapen. Dit is vergelijkbaar met de neurale schakelingen die ons in staat stellen om twee vingers op te steken. De hoofdschakeling daarbij is de grijpreflex waarbij al onze vingers samengaan. Bij het opsteken van twee vingers wordt de grijpreflex in gang gezet, waarna deze voor twee vingers wordt onderdrukt, geïnhibeerd. Strikt genomen steek je dus niet twee vingers op, maar voorkom je van die twee vingers dat ze samentrekken. Hetzelfde gebeurt bij in stilte denken. We spreken terwijl we op het laatste moment de beweging van de stembanden inhiberen. Daarom bewegen onze lippen als we iets minder geconcentreerd zijn. Aan hardop en in stilte spreken liggen dezelfde neurale structuren ten grondslag. Daarom is het onmogelijk om tegelijkertijd te spreken en te bedenken wat we zullen gaan zeggen. Voorafgaand aan het spreken weten we domweg niet wat we gaan zeggen. Daarom lachen we soms zo hard om onze eigen grappen. We hadden ze namelijk zelf ook niet zien aankomen.
Коментарі