top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverRonald Hünneman

De pijn van prikkeldraad

Bijgewerkt op: 15 mei 2020

Voor de Business Lounge van het Groninger Museum ontwierp Studio Job (Job Smeets en Nynke Tynagel) een tafelkleed met motieven die ondubbelzinnig verwijzen naar concentratiekampen. Op het damasten kleed prijken spoorrails, barakken, wachttorens, rollen prikkeldraad en een stapel brilletjes. Het ontwerp heeft de Business Lounge nooit gehaald, maar het is aan de vergetelheid onttrokken door televisieprogramma’s, kranten en websites. De commotie rond de verwijzingen naar concentratiekampen is nog verder aangewakkerd door het ontwerp voor een hek rond de villa van een verzamelaar in Bentveld. Ook in dit hek zijn prototypische kampelementen verwerkt. Boven de toegangspoort opgetrokken uit de rokende schoorstenen van verbrandingsovens prijkt een verwijzing naar concentratiekamp Buchenwald: “Jedem das Seine.”

In, vaak bewogen, beschouwingen vragen critici zich af wat Job in ’s hemelsnaam voor ogen kan hebben gehad met deze ontwerpen, of de motieven van Job wel zuiver zijn, of Job zich wel als designstudio mag profileren, en of een dergelijk ontwerp wel geschikt is voor een openbare ruimte zoals een museum of een villawijk.

De commentaren van de critici bevatten een opvallende grootste gemene deler: de fout wordt uitsluitend gezocht bij Studio Job. Volgens de één zou Job zich onvoldoende rekenschap hebben gegeven van de gevoeligheden die het thema omringen. Volgens een ander was Job slechts uit op gemakkelijk effectbejag. Een derde betreurt de oppervlakkigheid van de ontwerpen. Weer een ander vindt dat Job zich beter onder kunstenaars dan onder designers zou kunnen scharen, waarbij het nog maar de vraag is of het goede kunstenaars zouden zijn. Een laatste vindt dat er nauwelijks is nagedacht over de impact van dergelijke ontwerpen op argeloze voorbijgangers. De teneur moge duidelijk zijn. Impliciet wordt geconcludeerd dat de fout in ieder geval niet ligt bij het publiek of de critici.

Maar de betekenis van ontwerpen en kunstwerken kan niet zomaar worden herleid tot de designers of de werken zelf. Dat is precies wat Marcel Duchamp ons leerde toen hij in 1917 een urinoir, gesigneerd “R. Mutt,” inzond voor een tentoonstelling in New York. De organisatie vatte het op als een belediging en weigerde het werk. Maar, bijna een eeuw later, werd hetzelfde werk van dezelfde kunstenaar door vijfhonderd kunstkenners verkozen tot het meest invloedrijke kunstwerk uit de 20ste eeuw. Was de kunstenaar of het werk in de tussenliggende periode veranderd? Nee, wat was veranderd, was de relatie met publiek en critici. Achteraf gezien werd de betekenis van Duchamp’s urinoir in eerste instantie bepaald door de armoede van het publiek, en niet door de afstotelijkheid van een pisbak, de onheuse intenties van Duchamp, of de vraag of een urinoir wel in een openbare ruimte mag hangen. Op de langere termijn verrijkte Duchamp’s werk het publiek en daarmee de plaats van kunst in onze samenleving.

Designstudio’s, zoals Studio Job, bestaan bij de gratie van de esthetische en hedonistische levensinstelling van hun publiek. Een goed glas wijn, naast een notebook van Steve Jobs, zijn iPhone, trendy merkkleding, een passende auto en een design interieur zijn eigentijdse voorwaarden voor een goed leven. Zelfs in de meest barre omstandigheden klinkt de verzuchting: “Ik ga er in ieder geval van proberen te genieten.” Als deze argumenten van lifestyling al worden overtroffen dan slechts door argumenten van economie of efficiency. Uiteindelijk mag alles wijken voor de waarde van aandelen of de euro. De wreedheden als gevolg van bezuinigen en de daarvoor benodigde politieke compromissen verdampen in het licht van dit hogere doel. Zo gijzelen verrijkende groei en schone genotzucht onze ethiek.

Een dergelijk publiek, dat zich dus doorgaans de koning te rijk weet met de ontwerpen van Studio Job, is uiteraard geschokt door de aanblik van een gestileerd concentratiekamp. Maar die schok is niet het gevolg van de verwijzing naar de wreedste periode uit de recente historie. Wat vooral pijn doet is de confrontatie met onze eigen voorliefde voor design die tevens een vlucht voor ethische vragen inhoudt. Daarom kan ook alleen een designstudio, waarvan we uitsluitend schoonheid verwachten, deze werken maken.

Studio Job heeft een laatste stap gezet naar de plek waar zij noodzakelijkerwijs toch wel zouden zijn uitgekomen. Hun werkwijze heeft altijd al bestaan uit het grotesk uitvergroten van prototypische kenmerken. Als een postmodern museum dus vraagt om een tafelkleed voor de business lounge, een ruimte die slechts voor dehappy rich few toegankelijk is, waarom dan niet een groteske verwijzing naar een fantastische maaltijd onder het genot van klassieke muziek terwijl op de achtergrond mensen sterven? Waarom mag een hek rond een landgoed in een zeer welgestelde buurt, dan niet veranderen in het ultieme symbool van de vernietiging van niet ons soort mensen?

Job laat slechts zien dat design, net als kunst, een spiegel kan zijn.

33 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page