Stel, mijn brein drijft in een vat met een of andere voedende zoutoplossing. De bloedtoevoer en afvoer is geregeld met een speciaal aangepaste hart-longmachine. De zenuwbanen die mijn brein binnenkomen en verlaten zijn aangesloten op een computer waarop een programma draait dat de wereld simuleert. Althans, dat computerprogramma geeft mijn zenuwbanen dezelfde input die ze zouden krijgen als ik in de zon op een stoel in de tuin zou zitten met een kop van mijn favoriete thee, een bijzonder stuk taart, en de laatste hoofdstukken uit Oliver Twist. Heb ik op dat moment hetzelfde bewustzijn als ik had ten tijde van de ‘echte’ (ja, wat betekent echte nog als dit mogelijk is?) tuinervaring van afgelopen maandag 28 maart? Laten we voor het gemak verder even stellen dat mijn brein in exact dezelfde toestand is gebracht als vlak voor de echte tuinervaring. Dan nogmaals de vraag, krijg ik, als brein in het vat aangesloten op de computer, dezelfde bewuste ervaring als ik op 28 maart had? Dit is wat filosofen een gedachte-experiment noemen. Het experiment is nooit daadwerkelijk uit te voeren, maar het kan helpen om diverse filosofische posities tegenover elkaar te zetten. Op die manier zal ik mijn tuinervaring hier ook gebruiken. Filosofen stellen zich veel vragen rond het menselijk bewustzijn, en een van die vragen is waar de processen zich bevinden die bij het bewustzijn zijn betrokken. Hieronder zal ik mogelijke antwoorden op deze vraag uiteenzetten en de verschillende filosofische posities die erbij horen van een label voorzien. Ik zal dat zo neutraal mogelijk proberen te doen, alhoewel ik erbij moet zeggen dat mijn voorkeur uitgaat naar vormen van externalisme. Vandaag komt externalisme nog niet aan de orde, en zal ik mij beperken tot vormen van internalisme. Welnu, voor een derde keer dan de vraag: Is de bewuste ervaring van mijn brein in het vat ononderscheidbaar van de bewuste echte tuinervaring? Als de processen die bij het bewustzijn zijn betrokken zich uitsluitend in mijn hersenen bevinden, dan is het antwoord op deze vraag “Ja!”. Als u van mening bent dat mijn bewustzijn ontspruit aan een gebied in de hersenen, dat wil zeggen, als u denkt dat mijn bewustzijn op een of andere manier een gevolg is van activiteit ergens in mijn hersenen en van niets anders, dan moet u deze vraag met “Ja!” beantwoorden. De bewustzijnservaring van mijn brein drijvend in het zoutbad is niet te onderscheiden van de ervaring van mijn brein aangesloten op mijn lichaam, de echte tuinervaring. Deze filosofische positie duid ik aan met de term Cartesiaans internalisme.
Cartesiaans internalisme: De bij het bewustzijn betrokken processen bevinden zich uitsluitend in het brein.
Nu is het moeilijke van discussies rond de locatie van het bewustzijn dat alle andere filosofen het erover eens zijn dat er zonder bepaalde gebieden in het brein geen bewustzijn mogelijk is. In filosofenjargon, bepaalde hersengebieden vormen een noodzakelijke voorwaarde voor bewustzijn. Alleen de vraag is: Zijn die gebieden voldoende voor het bewustzijn? Met andere woorden, heeft mijn brein in het vat genoeg aan de door de computer aangeboden activiteit, of is er meer nodig om de tuinervaring te herscheppen? Welke argumenten geven filosofendie deze vraag met “Nee!” beantwoorden? Filosofen die zeggen: “Nee, een brein aangesloten op een computer kan niet voldoende zijn voor het simuleren van de originele bewustzijnservaring.” Neem als voorbeeld de pijn van een wespensteek in mijn vinger. Waar voel ik die pijn? Als mijn vrouw zou vragen: “Waar heb je pijn?” Dan antwoord ik: “In mijn vinger,” en eerlijk gezegd, daar voel ik die pijn ook. Ik voel de pijn niet in mijn hoofd, om vervolgens te beredeneren dat die pijn in mijn vinger moet zitten. Hetzelfde geldt voor andere gewaarwordingen. Fel licht voel ik in mijn ogen. Hard geluid voel ik in mijn oor. Te scherp eten proef ik in mijn mond. Geen van deze gewaarwordingen voelt alsof ze plaatsvinden in de bij het proces betrokken hersengebieden. Zou het zo kunnen zijn dat mijn hersenen om fel licht te kunnen waarnemen aangesloten moeten zijn op mijn ogen? Omdat er anders geen bewuste ervaring van fel licht kan zijn? Omdat de activiteit van de hersenen geprojecteerd moet kunnen worden op echte ogen? Onderhuids Cartesianen nemen dit standpunt in. Zij menen dat bewustzijnsprocessen niet slechts de hersenen omvatten, maar alles wat via zenuwbanen met de hersenen verbonden is. Voor pijn in mijn vinger geldt dat ik het pas als pijn in mijn vinger kan ervaren als het pijnproces in de hersenen geprojecteerd wordt op mijn echte vinger. Als dat niet kan, zoals bij een brein in het vat, dan voelt het wel als pijn maar anders, meer ongedifferentieerd. Om die reden wordt pijn heftiger als u een wond ziet. Om die reden is buikpijn of hoofdpijn zo lastig te duiden en te lokaliseren. En om die reden is de ‘mirror box’ voor Ramachandran zo’n belangrijk instrument bij de bestrijding van fantoompijn. Zonder mogelijkheid tot projectie, is er een ander bewustzijn van pijn.
Onderhuids Cartesianisme:
De bij het bewustzijn betrokken processen bevinden zich in de hersenen en in alle via neuronaal weefsel met de hersenen verbonden gebieden van het lichaam.
Volgens Onderhuids Cartesianen kan het brein in het vat geen projecties terug maken naar de gebieden waar de signalen (pijn, geluid, licht, smaak, reuk) vandaan komen, en om die reden is het bewustzijn anders. Het is wel een vorm van bewustzijn, maar het is niet meer de tuinervaring. De zon die ik op mijn huid van mijn arm voelde, kan ik slechts dáár voelen als er een arm is.
Yorumlar