Vorig jaar heb ik de foto waarop mijn zoons met hun ex-vriendinnen staan uit de woonkamer verwijderd. De betekenis die de foto had op het moment dat ik ‘m kreeg was verdwenen, complexer geworden. Natuurlijk had ik de exen eraf kunnen knippen, ware het niet dat ik iemand ben die niet graag beelden vernielt. Daarnaast koester ik het verleden, dus moet de foto bewaard, ergens in een doos. Een foto dagelijks zien, is toch iets anders dan een foto in een doos in een kast die bij gelegenheid tevoorschijn komt.
De betekenis van beelden ligt niet vast, of het nu foto’s, standbeelden, films, kunstwerken, gedichten of romans zijn. De betekenis van een beeld wordt gemaakt door de context van cultuur, commentaren, gebeurtenissen en veranderende inzichten. Zelfs de bedoelingen van de makers vormen hoogstens één van de vele contextuele krachten die een beeld een betekenisvolle inhoud geven. Met dat inzicht hebben taalwetenschap, logica en filosofie ons aan het eind van de 20ste eeuw verrijkt.
Mediatheoretici lieten in diezelfde periode zien dat er minstens drie verschillende wijzen zijn waarop afbeeldingen van personen worden ervaren. In de eerste plaats kan een beeld worden ervaren als een aanwezigheid van de persoon zelf. Een foto van mijn ouders, bijvoorbeeld, zal ik nooit verscheuren, om de doodeenvoudige reden dat ik dan toch ergens het gevoel heb dat ik mijn ouders iets aandoe. Volgens mediafilosoof Régis Debray was deze vorm van beeldervaring tot ver in de middeleeuwen de standaard. Een middeleeuws icoon was een plek waar een heilige verscheen. Door een icoon te vernietigen wordt een heilige vernietigd, of op z’n minst geraakt. De beeldenstorm van 1566 in de Lage Landen en de recentere beeldenstorm door Islamitische Staat waren geen symbolische daden, maar daadwerkelijke aanslagen op valse heiligen en goden.
Ten tweede kunnen beelden worden ervaren als portret, dankzij de gelijkenis met een persoon. Na hun overlijden heb ik talloze foto’s van mijn ouders door mijn handen laten gaan op zoek naar de foto die het beste leek, en die daarom als portret kon dienen. Marlene Dumas schilderde ooit een, voor mij overduidelijk, portret van Naomi Campbell. Het portret werd gekocht door het verzamelaarsechtpaar De Heus omdat ze het een perfecte weergave vonden van de Bijbelse Naomi. Wat een gelijkenis is voor de een, is een icoon voor de ander. De foto’s van mijn ouders zijn beide.
De derde wijze waarop afbeeldingen van personen worden ervaren is als symbool. Voordat het op ondergoed belandde was de afbeelding van Che Guevarra een symbool van verzet tegen de gevestigde orde. Afbeeldingen van Martin Luther King of Aletta Jacobs kunnen symbolen van emancipatie zijn. Als een witte Amerikaan op Youtube een portret van Martin Luther King zou verscheuren… Enfin, ik denk dat niemand zou reageren met: “Ach, het is maar een papieren portret, hoogstens een symbool. Het is niet dat hij King werkelijk iets aandoet.”
De betekenis van beelden is dus dubbel gelaagd, enerzijds door de immer veranderende context, anderzijds door de drievoudige wijze van ervaren.

Vernieling van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal
te Antwerpen op 20 augustus 1566.
Gravure gemaakt door Frans Hogenberg
In de ophef rond de vernieling van standbeelden bij Black Lives Matter demonstraties, doen velen alsof de beelden slechts één betekenis hebben. Verdedigers van de beelden, de iconofielen, roepen dat je de betekenis van de beelden moet vaststellen op basis van het gedachtegoed uit de tijd waarin ze zijn gemaakt. “Het zijn helden die hebben gezorgd voor de totstandkoming en welvaart van Nederland. We moeten ons collectieve geheugen niet vernietigen,” zo blaten ze elkaar na. De beeldenbestormers, iconoclasten, zien de beelden als symbolen van onderdrukking of als iconen van racisten en slavenhandelaars, waarvan de geest slechts verdwijnt als je de beelden stukslaat: “Zonder die beelden herinneren we ook wel het racisme en de slavenhandel waardoor Nederland rijk is geworden.”
Beide partijen hebben gelijk. Er is alle reden om een beeld van een slavenhandelaar te bewaren. Het verleden moet gezien worden om ons het heden te laten begrijpen. Er is alle reden om beelden van hun voetstuk te stoten. Zou ik onaangedaan glimlachend langs een beeld van een Shell topman kunnen lopen, wetende dat mijn vader van hem ooit te horen kreeg dat hij als zwartje niet hogerop kon?
Het enige compromis dat ik kan bedenken is het compromis van de foto’s van mijn kinderen en hun exen, en de trouwfoto’s van mijn eerste huwelijk. Om herinneringen te bewaren is het niet nodig om er dagelijks naar te kijken, zeker niet als die herinneringen de pijn van racisme aanwakkeren. Maar mijn iconofiele geest vreest dat de kleurschakeringen van de herinnering verbleken als je de beelden vernietigt. En je hoeft beelden niet te vernietigen om racisme te vernietigen. (Ik vrees zelfs dat de beelden van de vernietiging racisme eerder aanwakkeren.)
Kunnen we een openluchtmuseum van verworpen beelden oprichten? Om mensen te leren dat Nederland is gebouwd op heldendaden die nu door iedere rechter veroordeeld zouden worden. En om mensen te leren dat de betekenis van beelden vloeibaar is en niet tezamen met het beeld in steen gebeiteld. En dat dus zelfs beelden van Jacobs en King het risico lopen ooit in dit museum te verdwijnen. Of, nog erger, dat sommige beelden in het museum wel eens hun oude plekje op het plein terug kunnen krijgen.
Ik zou mijn kinderen meenemen naar dit Museum van Vergane Glorie: “Kijk dit is een oud-topman van Shell. Hij heeft Nederland een stuk rijker gemaakt, maar opa mocht van hem geen leidinggevende functie vervullen. Zwarten moesten van hem ondergeschikt blijven.”
“En vonden mensen dat normaal, pap?”
“Waarom denk je dat ze dit standbeeld maakten?”
Comments