Danseres en choreograaf Maxine Sheets-Johnstone maakte later in haar leven de overstap naar filosofie. Tegenwoordig is ze professor aan de University of Oregon, waar ze onderzoekt hoe menselijk denken en voelen samenhangen met een bewegend, zinnelijk lichaam. De wijze waarop mensen bewegen, bepaalt hoe zij de wereld ervaren. Het lopende vuurtje van gevoelens en gedachten dat je in een leunsteun hebt, is aangestoken toen je lichaam door de wereld bewoog.
Een van haar interessante ideeën vind ik het idee dat in dans geen afgeronde bewegingen of passen bestaan. Een danspas ontstaat uit een vorige danspas en gaat over in een volgende. De afgrenzing van een pas is een keuze om praktische of didactische redenen, maar komt niet zomaar voort uit, en sluit niet zomaar aan bij de praktijk van dansen.
Toen ik dit ooit aan een collega met balletervaring uitlegde, stond zij op haar achterste benen. (Ja, soms ben ik erg tevreden over een woordgrap.) Er waren wel degelijk duidelijke passen en afgeronde bewegingen, zei zij, en ze liet er een paar zien. Ik had, en heb, te weinig verstand van ballet om haar tegen te spreken. Daarnaast moest ik toegeven dat in de balletfilms die ik had gezien, leerlingen door een Oost-Europese leraar streng werden bevolen om die-en-die passen te laten zien. Precies zoals mijn collega zei.
Gelukkig heb ik meer verstand van basketbal. In basketbal heb je duidelijk bewegingen, zoals een schot, lay-up, bounce-pass of rebound. Wellicht komt de lay-up het dichtst in de buurt van een danspas. Bij een lay-up dribbel je richting de basket, maakt twee passen, springt omhoog en legt de bal tegen het bord, zodat de bal door de basket stuitert. Tijdens trainingen oefen je deze beweging tientallen keren. In de twintig jaar dat ik basketbal speelde, maakte ik vele duizenden lay-ups.
En juist daarom geef ik Sheets-Johnstone gelijk, want in een wedstrijd heb ik nooit een afgeronde lay-up gemaakt. De beweging was altijd onderdeel van een doorgaande actie. Een lay-up kon voortkomen uit een schijnbeweging en een beweging van de basket af, of uit een bounce-pass waardoor de dribbel niet nodig was, of uit een rebound en daarna maar één stap. En een lay-up ging altijd naadloos over in een volgende actie. Soms draaide je tijdens de sprong, om snel terug naar je eigen helft te gaan, of bleef je na de landing stokstijf staan om je tegenstander te beletten het spel snel voort te zetten. Verder maakte je een lay-up zelden zonder dat er een tegenstander in je nek hijgde. Kortom, we kunnen wel spreken van een lay-up, maar in een wedstrijd is dat nooit een duidelijk afgeronde beweging, zoals een file ook zelden een duidelijk begin of einde heeft.
Als je danst, of een wedstrijd speelt, vervloeien bewegingen tot een schier oneindige stroom. In die stroom worden passen tot dans.

Veertig jaar geleden zat ik op dansles. Ballroom dansen, quickstep, Engelse wals, tango. De passen ken ik nog steeds, en die ervaring zou mij helpen bij mijn eerste les Argentijnse tango, was mijn gedachte.
Dat bleek echter een denkfout. De eerste woorden die lerares Inez Tanguera uitsprak waren: “De basico begint met een pas naar achteren, maar die doe je eigenlijk nooit.” Ze had het niet in de gaten, maar ik vond dat een schokkende uitspraak waar ik de rest van die les over nadacht. Pas bij thuiskomst, in mijn leunstoel, begreep ik het. Precies zoals Sheets-Johnstone mijn collega corrigeerde, zo corrigeerde Inez mij. (Ja, ik mag “Inez” zeggen.) De passen, ocho-voor, ocho-achter, cuñita, die je op les leert zijn hulpmiddelen om te gaan dansen. Als je die passen kent, wil dat niet zeggen dat je goed kunt dansen, net zo min als een perfecte lay-up een garantie is voor een goede wedstrijd. Als je begrijpt waarom je bij een basico eigenlijk nooit eerst een pas naar achteren doet, begin je te begrijpen wat een Argentijnse tango is.
Op de vraag “Hoe maak je deze passen dan precies af?” is Inez’ antwoord regelmatig “Dat hangt er vanaf… wat je verder wilt... Je kunt bijvoorbeeld zoiets doen.” En laatst, toen ik een danspas aanpaste om mijn met basketbal kapot gedraaide knie te ontzien, riep Inez: “Mooi! Nu ziet het er perfect uit.”
Inmiddels ben ik ervan doordrongen dat een Argentijnse tango geen aan elkaar geknoopte reeks danspassen is, maar een voortvloeiende dansbeweging, een stroom. Dat niveau heb ik nog lang niet. Meestal oefen ik nog passen. Maar soms, heel even, lukt het, gaat de ene pas vloeiend in de andere over, en zie ik Inez tevreden kijken.
Eenmaal weer thuis, in de leunstoel, bedenk ik dat filosofie eveneens het mooist is als gedachten dansend en vloeiend in elkaar overgaan. Dan klopt het weer. In theorie dankzij Sheets-Johnstone. In praktijk dankzij Inez.
Kommentare